Zorg- en Veiligheidshuizen: een prototype voor regievoeren in de publieke sector
door: Koen Enneking
Zorg- en Veiligheidshuizen moeten de krachten uit het zorg- en veiligheidsdomein bundelen en in goede banen leiden. Met behulp van regievoeren kunnen deze partners bij elkaar worden gebracht. Maar professionals met verschillende achtergronden bij elkaar brengen blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Wat maakt regievoeren zo lastig? In de Zuid-Limburgse Zorg- en Veiligheidshuizen is de afgelopen jaren een waardevolle samenwerking tot stand gekomen. Wat kunnen we leren van dit samenwerkingsverband?
Gemiddelde leesduur: 8 minuten
Ruim 1.500 kilometer. Dat is de afstand tussen de locaties waar Monique Kollau en Hans Licht zich tijdens hun digitale gesprek bevonden. Als teammanager Openbare Orde en Veiligheid (OOV) bij de Gemeente Sittard-Geleen zat Kollau achter een computer in haar thuisbasis. Organisatiefilosoof en extern adviseur Licht was ook thuis, in het Zweedse Norrtälje, zo’n anderhalf uur rijden van Stockholm. Een enorme afstand om te overbruggen, maar tijdens het gesprek blijkt de afstand tussen beiden enkel fysiek van aard. Kollau en Licht vinden elkaar op het terrein van samenwerkingsvraagstukken in de publieke sector. Licht volgt deze thematiek al enkele decennia op de voet. Het is volgens hem namelijk een ontwikkeling die in de hele publieke sector plaatsvindt. Dat brengt ons bij de Zuid-Limburgse Zorg- en Veiligheidshuizen, want wat maakt dit partnerschap zo bijzonder? Zuid-Limburg kent drie Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’en): Maastricht Heuvelland, Parkstad en Westelijke Mijnstreek. Van laatstgenoemde is Kollau vanuit haar huidige functie eindverantwoordelijk manager. Die ZVH’en werkten al samen, maar vanuit landelijke partners – het Openbaar Ministerie (OM), de politie en reclassering – ontstond de roep om te uniformeren. Volgens hen belemmerden de verschillen tussen de ZVH’en de samenwerking. ‘We hebben die kreet ter harte genomen, wat resulteerde in het samenwerkingsverband Zuid-Limburgse Zorg- en Veiligheidshuizen, dat op 1 oktober 2021 is gelanceerd’, licht Kollau toe.
‘Had je elkander in het gebouw niet getroffen, dan was je drie overleggen en twaalf telefoontjes verder’
Naast deze intensivering van de samenwerking tussen de Zuid-Limburgse ZVH’en heeft ook het zogenaamde werken vanuit ‘de Kracht van Dichterbij!’ een positieve invloed op het partnerschap in de zorg- en veiligheidsketen. Dit samenwerkingsconstruct loopt parallel aan de samenwerking tussen de drie ZVH’en en is alleen vanuit ZVH Westelijke Mijnstreek vormgegeven. Dat betekent concreet dat Kollau en haar team samen met vertegenwoordigers van 28 partners uit het zorg- en veiligheidsdomein letterlijk onder één dak zitten. ‘En dat is een gouden greep’, zegt Kollau bevlogen. ‘Het geeft een impuls aan de samenwerking en het onderling vertrouwen. Andere partners mogen zich hier ook huisvesten, mits ze onze visie delen en meedenken over hoe we het samen anders kunnen doen.’ De vertegenwoordigers van de betrokken organisaties zijn met name uitvoerders, die tegen een vergoeding een werkplek, ICT-voorzieningen en koffie en thee tot hun beschikking hebben. ‘Maar we hebben ook een ruim aantal spreek- en vergaderkamers’, zo vult Kollau aan. ‘Collega’s of collega-instellingen ‘ontmoeten’ elkaar op onze locatie.’ Dat leidt tot kruisbestuivingen, ziet Kollau: ‘Neem de partners van Jeugdzorg. Zij hebben in het pand hun eigen gang, die aansluit op de gang van de partners die zich bezighouden met volwassenzorg. Dat is bewust zo ingericht, zodat zij bij overlappende problematiek even bij elkaar kunnen binnenlopen en met elkaar kunnen sparren; dat is soms met een kop koffie al geklaard. Had je elkander in het gebouw niet getroffen, dan was je drie overleggen en twaalf telefoontjes verder.’ Het is iets waar Kollau en ook Licht, die bekend is met het samenwerkingsverband van de Zuid-Limburgse ZVH’en, erg enthousiast over zijn. Maar beiden begrijpen dat zoiets niet uit de lucht komt vallen. Het concept in de Westelijke Mijnstreek kent een lange aanloop. Kollau: ‘Wij komen van een klein herenhuisje waar we alleen met de mensen van het ZVH zaten. Inmiddels is ons een groot en mooi pand toegewezen, met ruimte voor nog meer partners. Zo zitten ook de teams OOV, vergunningen, en toezicht en handhaving (wijkboa’s) in ons pand. Van het eerste team ben ik ook manager.’
Zorg- en Veiligheidshuizen Nederland kent in totaal 31 Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH’en). Dit zijn samenwerkingsverbanden waarin justitie, zorg en bestuur samenwerken bij de aanpak van complexe problematiek rondom huiselijk geweld, overlast en criminaliteit. Welke partners uit het zorg- en veiligheidsdomein participeren verschilt per regio. In alle ZVH’en zijn in ieder geval gemeenten, de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en Reclasserings- en Welzijnsorganisaties vertegenwoordigd. (1)
ZVH’en spelen een belangrijke rol in de samenwerking tussen het zorg- en veiligheidsdomein. Zij moeten de krachten uit het sociaal domein, het justitieel domein en het zorgdomein bundelen en in goede banen leiden. Die samenwerking is namelijk niet vanzelfsprekend. Volgens Licht ontstond vanaf het jaar 2000 bij het veiligheidsdomein geleidelijk het besef dat een strafbenadering alleen niet werkt. Met regievoeren kunnen de partners van zowel zorg als veiligheid bij elkaar worden gebracht. Maar die mensen bij elkaar brengen, dat is wat Licht ‘echt a hell of a job’ noemt. ‘Die partners hebben niet voor niets ooit gekozen voor de politie of Jeugdzorg’, zegt Licht. ‘Iemand is bij de politie gaan werken om de samenleving veiliger te maken, niet om criminelen te helpen. Terwijl jeugdbeschermers in de jeugdreclassering veel meer gefocust zijn op de begeleiding van de jongeren die in de fout zijn gegaan. Beide beroepsgroepen kijken per definitie anders naar de casuïstiek.’ Stevige persoonlijkheden en de paradox van het regievoeren Met regievoeren probeer je mensen met verschillende wereldbeelden naar elkaar te laten luisteren en zodoende de samenwerking te organiseren. Wat betreft zorg en veiligheid kwam die samenwerking aanvankelijk neer op het simpelweg verdelen van taken. Hierdoor ontstond echter conflict over wie waar verantwoordelijk voor was. Werken volgens een integraal plan is wat hierop volgde, maar dat is ook meteen een stuk ingewikkelder. ‘Partners moeten zich dan committeren aan een plan waar zij niet alleen professioneel onvoldoende over kunnen oordelen, maar wat ook nog eens niet hun plan is’, aldus Licht. ‘In sommige gevallen kunnen professionals hun taak niet uitvoeren omdat ze daarmee het integrale plan hinderen.’ Om dit in goede banen te leiden is een regisseur cruciaal, maar wat maakt iemand een goede regisseur? Om te beginnen is regievoeren volgens Licht en Kollau geen vaardigheid, maar eerder een attitude die je je als regisseur eigen moet maken. Daarbij moet je in die rol ook dingen durven los te laten. Licht: ‘Een grote valkuil is dat wanneer je als regisseur iets niet voor elkaar krijgt, je het dan maar zelf gaat doen. Terwijl je eigenlijk de verantwoordelijkheid zou moeten leggen bij het samenwerkingsverband.’ Dit resulteert vaak in wat Licht noemt ‘over de schutting gooien’, iets wat Kollau herkent. Er ontstaat een klimaat waarin partners van verschillende domeinen problemen neerleggen bij de regisseur. De samenwerking is dan ver te zoeken.
‘Regisseren vanuit een houding van macht is gedoemd te mislukken’
Een ander heikel punt is het paradoxale aspect van regievoeren: als regisseur ben je namelijk verantwoordelijk voor het functioneren van een samenwerking waar je tegelijkertijd niet over gaat. ‘Bestuurskundig kan dat niet’, zegt Licht. ‘De leiderschapstheorie van Stephen Covey stelt namelijk dat je je moet focussen op je cirkel van invloed en niet op je cirkel van betrokkenheid. Maar bij regievoering ben je verantwoordelijk voor iets waar je niet over gaat, en dan richt je je eigenlijk per definitie op je cirkel van betrokkenheid.’ Prestatieangst is geen optie en je moet het als regisseur niet erg vinden als het samenwerken niet lukt. Zolang je maar wel aan het plan gecommitteerd blijft. Dat vergt veel moed en leiderschap. Kollau knikt instemmend: ‘In ons ZVH hebben we zeven regisseurs. Dat zijn stuk voor stuk stevige persoonlijkheden die vanuit hun basis-attitude de kunst van het verbinden verstaan. En dat is écht belangrijk. Regisseren vanuit een houding van macht is gedoemd te mislukken.’ Maar dan kun je nog zo stevig in je schoenen staan, zonder ruggensteun van bovenaf kunnen ook deze regisseurs hun werk niet naar behoren uitvoeren. Hier ziet Licht eveneens een schijnbare tegenstelling: veel bestuurders vinden samenwerken belangrijk, ‘maar snappen niet dat regievoeren absoluut noodzakelijk is om die samenwerking te laten slagen.’ Er ontstaat een soort preventieparadox. ‘Als een samenwerkingsverband goed werk levert, krijgen bestuurders de indruk dat de regisseurs van het ZVH niks toevoegen. Het is heel moeilijk om duidelijk te maken wat de eigenlijke waarde van een ZVH is. Dat is iets wat volgens mij steeds weer opnieuw duidelijk gemaakt moet worden, en heel veel regisseurs missen hierin steun.’ Licht ziet in het functioneren van OOV een belangrijke oorzaak voor dit gebrek aan bijval. ‘Er is een aantal gemeenten waar OOV vindt dat ze opdrachtgever zijn van het ZVH, waarin ze hiërarchie voelen. Zij zeggen: wij bedienen onze burgemeester en jullie voeren uit wat wij bedenken. Ze blokkeren die verbinding met de partners, want OOV is wel opdrachtgever van de regisseurs in het Zorg- en Veiligheidshuis, maar niet van die samenwerkingspartners.’ Kollau herkent dat wel. Door haar huidige functie als teammanager OOV en haar eerdere ervaring als procesregisseur bij het ZVH is ze bekend met ‘beide takken van sport’. Wat voor haar goed werkt is om met de coördinator van het ZVH jaarlijks naar de gemeenteraden te gaan. ‘Dan vertellen we gewoon wat het ZVH doet, en dat doe ik bewust zonder mijn collega’s van OOV. Vanwege gevoelige casuïstiek kunnen we natuurlijk niet alle successen etaleren, maar ik ben wel de mening toegedaan dat we ons goed naar de gemeenten moeten presenteren.’ Te veel hooi op de vork Naast een doortastende attitude van de regisseurs en support van bestuurders en gemeenteraden moet ook de organisatie zelf goed op orde zijn. De kracht van een ZVH zit volgens Kollau en Licht in het samenwerkingsverband, waarin het hele veld van zorg en veiligheid elkaar vindt en tot productieve interventies komt. Bij heel veel ZVH’en worden echter ook andere taken belegd, zoals het ontwikkelen en uitvoeren van (gemeentelijk) beleid of het voeren van procesregie op casuïstiek die niet voldoet aan de landelijke criteria die gelden voor de ZVH’en. Licht waarschuwt voor deze tendens: ‘Ik zie bij sommige ZVH’en dat die programma's de regierol gaan overnemen, zoals bij de aanpak van een specifieke doelgroep of een thema als radicalisering. Met een programma- en projectopdracht aan het ZVH worden de ZVH-regisseurs verantwoordelijk voor de resultaten, en niet de samenwerkingspartners. In plaats van het aanspreken van de partners op hun verantwoordelijkheid voor de gezamenlijke opgave, vragen de regisseurs bijdragen aan de partners. Dat is echt een valkuil, want dan neem je als ZVH te veel hooi op de vork. Heel veel casuïstiek wordt aangedragen bij het ZVH omdat gemeenten de ‘minder zware gevallen’ onvoldoende zelf kunnen oplossen. Met als gevolg: een te hoge werklast voor het ZVH.’ Kollau ziet hetzelfde in de samenwerking tussen de Zuid-Limburgse ZVH’en. Zo wordt er nu al veel beroep gedaan op ZVH Parkstad, waardoor dit ZVH druk is met gemeentelijke taken die in de ogen van Kollau niet bij een ZVH horen. ‘Ik ben van mening dat we ons huis eigenlijk zo klein mogelijk moeten houden. Dat is ingegeven door het feit dat we het voorliggend goed georganiseerd hebben.’
‘Heel veel casuïstiek wordt aangedragen bij het ZVH omdat gemeenten de ‘minder zware gevallen’ onvoldoende zelf kunnen oplossen’
Een prototype voor regievoeren in de publieke sector Wat is de toekomst van de ZVH’en? Een lastige vraag. Er is simpelweg niet één specifieke invulling van hoe het is of zou moeten zijn. Licht: ‘Dat het ZVH op verschillende manieren wordt vormgegeven maakt het juist heel leerzaam. De Zuid-Limburgse ZVH’en zijn daarentegen wel een heel goed voorbeeld, maar ik geloof niet dat je naar één vorm toe moet. Zuid-Limburg heeft immers niet dezelfde problematiek als Friesland of Amsterdam.’ Wat het ZVH vooral interessant maakt, is dat het een prototype is in een zoektocht naar een antwoord op een vraag die in de hele publieke sector wordt gevoerd, namelijk: hoe voer je regie? De ZVH’en lopen hierin voorop, want, zo zegt Kollau, ‘het principe van het ZVH is eigenlijk dat je zorgt dat het veld bij elkaar komt.’ Daarmee ben je er nog niet, maar het is wel een fundamentele eerste stap in de oplossing van het regievoeringsvraagstuk.
Monique Kollau is teammanager Openbare Orde en Veiligheid bij de Gemeente Sittard-Geleen en eindverantwoordelijke voor het Zorg- en Veiligheidshuis Westelijke Mijnstreek. Bij laatstgenoemde was ze eerder procesregisseur en coördinator. In 2022 werd Kollau genomineerd voor de Ambtenaar van het Jaar-verkiezing.
Hans Licht is organisatiefilosoof en partner van het adviesbureau Organisatieregie. Licht heeft meer dan 35 jaar ervaring als manager en adviseur in de publieke sector. Hij is onder andere (co-)auteur van Programmatisch Creëren (2013), Regievoeren zonder macht (2013) en Projectmanagement met Creatiemacht (2015). Licht is tevens geassocieerd partner van BMC.