Laat de georganiseerde drugscriminaliteit een wake up call zijn voor zorg en veiligheid
door: Hans Boutellier
Criminaliteit is niet meer wat het geweest is. De kans om anno 2022 slachtoffer te worden van een delict is 45 procent kleiner dan in het jaar 2000. Het aantal aangiftes bij de politie is navenant gekelderd en er staan steeds minder mensen voor het hekje bij de strafrechter. (1) Toch hebben politie en Justitie het drukker dan ooit. Hoe kan dat?
Gemiddelde leesduur: 4 minuten
Een handhavingsparadox De wereld van misdaad en straf is in de 21e eeuw drastisch veranderd. Er zijn veel slachtoffers van cybercrime, maar ze melden zich eerder bij hun bank dan bij de politie. Er zijn meer demonstraties en bedreigingen van politici, maar er vallen relatief weinig doden en gewonden. En er is een enorme groei van de (illegale) drugseconomie, maar wie doet daar aangifte van? Het is de handhavingsparadox van de 21e eeuw: minder slachtoffers van criminaliteit en toch meer werk aan de winkel. Van high impact crime (gevolgen voor burgers) naar hidden impact crime (gevolgen voor het systeem): onzichtbaarder, complexer en met minder directe slachtoffers. Met grote gevolgen voor de integriteit en het sociale weefsel van de samenleving: ondermijning. Dat de ouderwetse aangiftecriminaliteit zo gedaald is, heeft niet alleen te maken met de demografie (minder jongeren betekent minder criminaliteit), maar vooral met de veranderde inrichting van de samenleving. Hang- en sluitwerk, vandalisme-proof straatmeubilair, boa’s en particuliere beveiliging, meer bevoegdheden van burgemeesters, taakstraffen en Haltbureaus, en veiligheidsbeleid op scholen en ziekenhuizen: het zijn allemaal factoren die hebben bijgedragen aan minder aangiftecriminaliteit. Hidden impact crime Vanaf midden jaren tachtig werd Nederland strak getrokken. Securitisering noemen criminologen dat. Concreet betekende dit meer repressie en nog veel meer preventie. We zouden het een succes kunnen noemen, ware het niet dat er een nieuwe golf van problemen overheen spoelde. Vooral de drugscriminaliteit springt in het oog. De Nederlandse drugsindustrie floreert dankzij een gunstige fysieke infrastructuur, maar ook omdat Nederland een belastingparadijs is voor ondernemers en een internationale bevolking heeft. Daarnaast heerst er een ambigue houding ten opzichte van drugs en blijkt met crimineel geld alles te koop: vastgoed, horeca, wapens, douaniers, politiegegevens, verhuurders, makelaars, uithalers en runners (tussenpersonen bij de verkoop van illegale drugs aan gebruikers). Met name kwetsbare wijken zijn slachtoffer van drugscriminaliteit, met liquidaties en ‘vergismoorden’ als dieptepunt. Waar een klein land groot in kan zijn. Tussen wetgeving (verbod op drugs) en naleving (‘er mag zoveel niet’) ligt een enorme kloof, die zich vult met een uitdijende drugsindustrie en een navenant opsporings- en handhavingsapparaat. Het is een samenlevingsprobleem dat alle sectoren raakt, ook – of misschien wel juist – de zorgwereld: van eerste hulp in ziekenhuizen tot jongerenwerk in de wijken. Over regulering van drugs moet gesproken worden, maar laten we niet naïef zijn. Zoals de war on drugs niet is te winnen, zo zal omgekeerd legalisering c.q. regulering geen einde maken aan de georganiseerde misdaad. Deze is internationaal vertakt, met een scala aan verdienmodellen en een reservoir aan middelen, mogelijkheden en mensen om voor criminele karren te spannen.
‘Met name kwetsbare wijken zijn slachtoffer van drugscriminaliteit, met liquidaties en ‘vergismoorden’ als dieptepunt’
Het goede en het slechte In de samenwerking tussen de zorg- en veiligheidswereld is veel te winnen. Er zijn talloze goede initiatieven: de vele Zorg- en Veiligheidshuizen, het Amsterdamse Actiecentrum Veiligheid en Zorg (AcVZ), samenwerking bij overlast, enzovoorts. En toch lijkt er altijd iets te wringen. Er wordt vaak met argusogen naar elkaar gekeken. Daarbij spelen organisatiebelangen maar ook mensbeelden een rol. In de publieke sector bestaan twee dominante motieven: het goede bevorderen en het slechte tegengaan. Het eerste motief staat centraal in de zorg en het sociaal domein; het tweede kom je meer tegen in de wereld van de veiligheid. Inderdaad, het is te schematisch, maar ik kom het vaak tegen: het verschil in mensbeelden bemoeilijkt de samenwerking tussen professionals. Het leidt tot andere houdingen, verschillende vocabulaires en uiteenlopende werkwijzen. De zorgmedewerker die zelfstandig wonen van zijn cliënt nastreeft, kijkt niet naar de consequenties voor de handhaving. De officier van Justitie ziet normoverschrijding die een sanctie verdient, maar heeft minder oog voor de sociale gevolgen daarvan. Ze denken allemaal het beste te doen vanuit hun specifieke invalshoek. Toch zijn beide perspectieven legitiem en noodzakelijk. De jongerenwerker die het vertrouwen van jongeren voorop stelt, heeft net zoveel recht van spreken als de politieagent die hen een waarschuwing geeft. Dat maakt afstemming en samenwerking tussen beide wel een stuk lastiger. De pianist en de trompettist Afstemming tussen ‘werken aan het goede’ en ‘tegengaan van het slechte’ is moeilijk, maar niet onmogelijk. Zij staat of valt met afspraken over een hoger gelegen doel. Vergelijk het met samenspelen in een jazzorkest. De pianist hoeft niet op de trompet te blazen, maar moet wel naar de trompettist luisteren en zijn of haar instrument erop afstemmen. In het gezamenlijke proces maakt men de muziek. Zo zie ik nieuwe vormen van jongerenwerk die vanuit een warme relatie jongeren de goede kant opduwen, met huiswerkbegeleiding, sport en bewegen, gesprekken (ook met ouders), regelen van stages, overleg met school en afspraken met de politie. Werken aan zelfvertrouwen, aan een idee over een toekomst, aan het inzicht dat het makkelijk verdiende drugsgeld je niet gaat helpen. (2) Het is de kunst om te begrijpen én te accepteren dat de doelstellingen en mogelijkheden van de eigen expertise beperkt zijn, dat ook andere partijen een cruciale rol spelen. Uit onderzoek blijkt dat onderling begrip het eigen functioneren van organisaties versterkt, zoals de pianist beter gaat spelen als hij of zij goed luistert naar de andere muzikanten. (3) Het is belangrijk om de ander een beetje mee te nemen in het eigen werk. Investeer in ‘tijd voor de andere positie’. Het is een wat zoetsappige boodschap, maar zij past bij de soft power die zorg en veiligheid gezamenlijk kunnen zijn. Samenwerken is makkelijker gezegd dan gedaan, maar een stap in die richting is cruciaal. Laat de georganiseerde drugscriminaliteit een wake up call zijn om de rijen meer te sluiten.
Hans Boutellier was zestien jaar directeur van het Verwey-Jonker Instituut en is inhoudelijk expert op het terrein van veiligheid en samenleving. Als sociaalpsycholoog en bijzonder hoogleraar Polarisatie & Veerkracht (Vrije Universiteit Amsterdam) houdt hij zich bezig met maatschappelijke thema’s als sociale orde, openbaar bestuur, veiligheid en leefbaarheid, (jeugd)criminaliteit en strafrecht. Zijn nieuwste boek Strijden tegen crimineel gewin (2023) is een actiegerichte beschouwing over de samenwerking tegen de ondermijnende werking van de drugseconomie.