Welzijn op recept: een stapeling van belangen
door: Hans Adriani, Jan Joost Meijs en Koen Enneking
Met Welzijn op Recept krijgen mensen geen medicijnen, maar een welzijnscoach die ze helpt weer sociaal actief te worden. Hans Adriani en Jan Joost Meijs stonden in 2011 aan de basis van dit concept. Een terugblik op de implementatie, de positieve resultaten, de hindernissen en de toekomst.
Gemiddelde leesduur: 10 minuten
Tien jaar geleden trad Hans Adriani aan als wethouder voor Wmo, wonen en zorg in de Gemeente Nieuwegein. Net als de meeste wethouders had hij weinig verstand van de gezondheidszorg. Wel had hij al snel geleerd dat iedereen die bij hem op bezoek kwam ‘iets’ van hem wilde. ‘Meestal geld’, zegt Adriani lachend. ‘Ik had me dus veel verschillende manieren van beleefd ‘nee’ zeggen aangeleerd.’ Maar bij het bezoek van Jan Joost Meijs (directeur van Gezondheidscentrum de Roerdomp) en Dennis Duiker (bestuurder van de lokale welzijnsstichting MOvactor) liep het net even anders. Bevlogen vertelden zij Adriani hoe de verbinding tussen de eerstelijnszorg en welzijn zou leiden tot veel gelukkigere inwoners en veel lagere zorgkosten. Immers, zo zeiden ze, was zo'n 40 procent van de patiënten in de spreekkamer van de huisarts niet ‘echt ziek’. Hoe zit dat? Aan de hand van een data-analyse van huisartsengegevens had Meijs al in 2009 ontdekt dat minimaal 33 procent van alle spreekkamergesprekken gaan over mensen met psychosociale klachten. Denk aan hoofdpijn, piekeren, slecht slapen, vermoeidheid of gevoelens van somberheid. ‘Klachten waarbij vaak niet een medisch, maar een sociaalmaatschappelijk probleem de oorzaak was, zoals eenzaamheid, schulden of werkeloosheid’, zegt Meijs. ‘In mijn contacten met collega Dennis Duiker van het welzijnswerk, en hoogleraar positieve psychologie Jan Walburg waren we in 2011 gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat voor deze patiënten een verwijzing naar het welzijnswerk een betere oplossing zou kunnen zijn.’ Meijs en Duiker noemden het idee ‘Welzijn op Recept’. Maar om dit initiatief te laten slagen, hadden ze de gemeente als investeerder nodig. Diezelfde gemeente, in de persoon van Adriani, hield in eerste instantie galant de boot af. Maar de wethouder was wel geïntrigeerd door het idee. Adriani: ‘Het verhaal klonk logisch en het perspectief was aantrekkelijk. En met de decentralisaties van de zorg in aantocht, waar een enorme bezuinigingsopgave aan verbonden was, waren nieuwe oplossingen broodnodig. Dit zou wel eens een belangrijke sleutel kunnen zijn. Nadat ik de gedachte bij een paar ambtenaren had getoetst, liet ik een vervolgafspraak maken.’ Samen aan de slag En die vervolgafspraak kwam er. Stap voor stap identificeerden Adriani en Meijs wat er nodig was om Welzijn op Recept mogelijk te maken. De gedachte was even logisch als eenvoudig. Als een huisarts een patiënt heeft die niet ziek is, maar bijvoorbeeld eenzaam, dan schrijft hij of zij een welzijnsrecept uit. Hiermee kan de patiënt een welzijnstraject doorlopen. ‘Op zich heb je natuurlijk geen huisartsenrecept nodig voor welzijnsactiviteiten’, zo nuanceert Adriani. ‘Maar omdat de patiënt met klachten bij de huisarts komt, en hij of zij de huisarts vertrouwt, kan zo’n welzijnsrecept wel net dat ene duwtje in de rug geven.’
‘Minimaal 33 procent van alle spreekkamergesprekken gaan over mensen met psychosociale klachten’
Voor huisartsen gold in 2011 dat zij circa tien tot twaalf minuten konden besteden aan één patiënt. Dat is kort, maar huisartsen kunnen vaak in dat tijdsbestek al oordelen of de problemen van de patiënt van medische aard zijn. Zeker bij patiënten die ze al langer kennen. Twaalf minuten is echter wel te kort om een patiënt, die vaak komt voor een recept of medisch consult, ervan te overtuigen dat hij of zij mogelijk beter is geholpen met een welzijnstraject. Vandaar dat voor de allereerste pilot in Nieuwegein extra financiering noodzakelijk was. Met een subsidieaanvraag en toekenning door ZonMw kon de bekostiging worden gedekt. ‘Maar als de huisarts dan zo’n welzijnsrecept uitschrijft, dan moet het aan de welzijnskant natuurlijk wel tiptop in orde zijn’, zegt Meijs streng. Dat tiptop in orde zijn bestond uit twee belangrijke aspecten. In de eerste plaats de locatie. Welzijnsstichting MOvactor beheerde in Nieuwegein acht buurthuizen. Adriani: ‘Het waren buurthuizen zoals je je een buurthuis voorstelt: een beetje versleten, linoleum op de grond, een barretje en een biljart, waar altijd dezelfde mannen aan het spelen waren en verstoord opkeken als er ‘een vreemde’ binnenkwam. Kortom, niet bepaald ‘warme’ plekken waar je iemand graag naar toestuurt.’ Die acht buurthuizen werden vervangen door vijf nieuwe buurtpleinen: frisse, sfeervolle plekken met een grote keuken waar kookclubs terecht konden. Sommige hadden ook een gezondheidscentrum. Het tweede aspect was de welzijnscoach. Als een patiënt een welzijnsrecept had gekregen, moest er natuurlijk wel iemand zijn die uit kon vogelen wat een passend arrangement zou zijn. Adriani en Meijs bedachten dat ze in de stad wel vier welzijnscoaches konden gebruiken. Adriani: ‘We creëerden, naast de subsidie van ZonMw, in de gemeentebegroting een tijdelijk projectbudget, zodat we met de welzijnscoaches aan de slag konden. Inmiddels waren we ervan overtuigd dat met deze inzet niet alleen minder medische zorg (cure) , maar ook minder langdurige zorg (care) nodig zou zijn.’ Ter voorbereiding van de naderende decentralisaties moest er een nieuw beleidskader Wmo geformuleerd worden. De keuze viel op een brede nota Wmo, welzijn en gezondheid: volledig gebaseerd op de uitgangspunten van de positieve gezondheid van Machteld Huber en de positieve psychologie van Jan Walburg. In dat beleidskader borgden Adriani en Meijs ook de transformatie van de acht buurthuizen naar de vijf buurtpleinen, met Welzijn op Recept als één van de instrumenten. Botsende of stapelende belangen? Maar met nieuwe buurtpleinen, welzijnscoaches en het opstellen van beleidskaders ben je er nog niet. ‘Met het maken van beleid dring je immers niet zomaar door tot de spreekkamer van de huisarts’, zo vertelt Adriani. ‘We zijn in Nieuwegein gezegend met vijf goede gezondheidscentra, die met elkaar samenwerken en samen met de gemeente in gesprek zijn. Maar een afspraak met een directeur of voorzitter van een gezondheidscentrum is nog geen afspraak met de 34 huisartsen die in die gezondheidscentra actief zijn. Dus trokken we naar de huisartsengroepen (hagro’s) om alle huisartsen aan te moedigen om welzijnsrecepten uit te schrijven. Huisartsen hebben het druk, en als je het druk hebt, sta je niet altijd te popelen om iets nieuws of extra’s te doen. Maar omdat de patiënten die geholpen zijn bij een welzijnsrecept vaak ook de hoogfrequente bezoekers van de huisarts zijn, kon in dit geval meedoen ook tot verlichting van hun werkdruk leiden. Gelukkig wilden vrijwel alle huisartsen meedoen.’
‘Ik vond en vind dat financieringsschotten nooit mogen voorkomen dat we mensen beter helpen én het totaal aan maatschappelijke kosten laten dalen’
Daarnaast wierp de gemeenteraad twee andere dilemma’s op. Ten eerste: zou Welzijn op Recept wel echt gaan helpen om de zorgvraag te verminderen? Was het, kortom, wel evidence-based (of zoals Adriani het noemde: ‘waar was het evidence-beest’)? Bij de behandeling van het beleidskader Wmo, welzijn en gezondheid waren er in 2014 nog geen onderzoeksresultaten die konden aantonen of het inderdaad zou gaan werken. Er waren daarentegen al wel praktijkvoorbeelden die lieten zien dat mensen echt geholpen waren met een welzijnsrecept. Dit bewijsmateriaal bleek afdoende om de gemeenteraad te overtuigen van de effectiviteit van Welzijn op Recept. Het tweede dilemma dat de gemeenteraad opwierp was het financieringsvraagstuk. De Gemeente Nieuwegein investeerde immers fors in mooie buurtpleinen en welzijnscoaches, maar de inkomsten kwamen, naar verwachting, voor een deel terecht bij de zorgverzekeraar. Adriani: ‘Als wethouder kreeg ik dan ook de opdracht om de zorgverzekeraar te bewegen die revenuen met de gemeente te delen. Dat bleek echter een onmogelijke opgave. Gesprek na gesprek werd gevoerd, en er was zeker enthousiasme over de inzet. Maar de zorgverzekeraar had eindeloze argumenten om de hand op de knip te houden. De preventieparadox, individueel claimrecht, een wettelijk verbod om in collectieve preventie te investeren: het waren allemaal bewijsvoeringen waar de zorgverzekeraar beroep op deed.’ Dat was teleurstellend, maar het was voor Adriani geen reden om de stekker eruit te trekken. ‘Ik vond en vind dat financieringsschotten nooit mogen voorkomen dat we mensen beter helpen én het totaal aan maatschappelijke kosten laten dalen.’ Doorzetten loont Ondertussen werd het Trimbos-instituut benaderd om de eerste resultaten uit het pilotproject te onderzoeken. Van 59 uitgeschreven welzijnsrecepten werd het resultaat in kaart gebracht. Die 59 mensen hadden in de drie voorafgaande maanden minimaal vier keer hun huisarts bezocht. De waardering voor de welzijnsaanpak was groot. De deelnemers gaven waarderingen variërend van een zes tot een tien. Mensen zaten beter in hun vel, hadden nieuwe mensen ontmoet en voelden zich gelukkiger. Hoopgevende resultaten, maar het Trimbos-onderzoek gaf nog onvoldoende bewijs voor de hypothese dat de inzet daadwerkelijk leidde tot een significante daling van de zorgkosten. Aanvullend resultaat kwam in 2015, met de door ZonMw gesubsidieerde effectstudie naar het zorggebruik, sociale participatie en de kosten van Welzijn op Recept. De samenvatting van dit kwalitatief en kwantitatief onderzoek verwoordt het als volgt: ‘Het is klip en klaar dat de samenwerking tussen de eerstelijns zorg en welzijnsdienstverlening zinvol is, de invloed op de daling van zorggebruik ziet er positief uit en de meerwaarde van het werk van de welzijnscoach wordt bevestigd.’ (1)
Uit de praktijk:
Mevrouw W (60) uit Nieuwegein
Na wat vervelende gebeurtenissen op haar werk ging mevrouw W (60) met vervroegd pensioen. Dit heeft haar veel stress opgeleverd. Ze is veel afgevallen en ervaart thuis zijn als verstikkend. Ze zoekt een hobby en is op zoek naar contact met anderen. Mevrouw W lijdt echter aan COPD en heeft hierdoor een beperkte actieradius. Regelmatig bezoekt ze hiervoor haar huisarts en haar praktijkondersteuner.
Uit gesprekken met de huisarts en praktijkondersteuner blijkt dat mevrouw W van lezen houdt. Ze vindt het tevens leuk om uitstapjes en reizen uit te zoeken op de computer. Maar daarmee komt ze nog niet in contact met anderen.
De praktijkondersteuner verwijst haar door naar Welzijn op Recept. Hierdoor komt mevrouw W in contact met een welzijnscoach, met wie ze het volgende afspreekt: ze gaat maandelijks helpen bij het Koken met Bekende Nieuwegeiners, dat wordt georganiseerd op een buurtplein vlakbij haar huis. Haar man, die nog wel werkt, komt dan ook eten.
Na verloop van tijd ziet mevrouw W het ook zitten om een taalmaatje te worden. Wekelijks helpt ze iemand met een niet-Nederlandse afkomst met taal. Ook doet ze af en toe een uitzoekklus op de computer. Binnenkort gaat ze kennis maken met iemand uit de buurt die ze mogelijk kan helpen met het verbeteren van computervaardigheden. Haar week is daarmee aardig gevuld. Mevrouw W heeft betekenisvolle contacten en zit beter in haar vel.
Gedurende het project werd duidelijk dat het belangrijk was om het welzijnsrecept blijvend onder de aandacht van de huisartsen te houden. Welzijn op Recept was nog niet zodanig ingesleten dat huisartsen er als vanzelfsprekend gebruik van maakten. ‘Na verloop van tijd dreigde het aantal ingezette welzijnsrecepten daardoor weer weg te zakken’, vertelt Meijs. ‘Je moest dus met de hagro’s in gesprek blijven.’ Ook de omvorming van buurthuizen naar buurtpleinen bleef een aandachtspunt. ‘Ze bleken wel veel duurder uit te pakken dan we hadden voorzien’, zegt Adriani. ‘Voor de laatste twee buurtpleinen moest nieuw budget gevonden worden, maar dat is gelukt. In juli 2022 is het vijfde buurtplein in een gloednieuw gezondheidshuis geopend.’ Resultaten wekken nieuwsgierigheid Nieuwegein was niet de enige plaats waar huisartsen, welzijnsorganisaties en de gemeente op deze wijze samenwerkten. Meijs: ‘Vanuit de Roerdomp was er ook nauw contact met Gezondheidscentrum de Nije Veste in het Gelderse Nijkerk. Bij het ministerie van VWS ontstond er een groeiende belangstelling naar wat er in Nieuwegein en Nijkerk gebeurde, met een serie werkbezoeken tot gevolg. Steeds vaker werd Welzijn op Recept genoemd in beleidsbrieven. Ook andere gemeenten kwamen op werkbezoek om te kijken hoe de verbinding tussen welzijn en de huisarts mensen verder kan helpen.’
Gedurende het project werd duidelijk dat het belangrijk was om het welzijnsrecept blijvend onder de aandacht van de huisartsen te houden. Welzijn op Recept was nog niet zodanig ingesleten dat huisartsen er als vanzelfsprekend gebruik van maakten. ‘Na verloop van tijd dreigde het aantal ingezette welzijnsrecepten daardoor weer weg te zakken’, vertelt Meijs. ‘Je moest dus met de hagro’s in gesprek blijven.’ Ook de omvorming van buurthuizen naar buurtpleinen bleef een aandachtspunt. ‘Ze bleken wel veel duurder uit te pakken dan we hadden voorzien’, zegt Adriani. ‘Voor de laatste twee buurtpleinen moest nieuw budget gevonden worden, maar dat is gelukt. In juli 2022 is het vijfde buurtplein in een gloednieuw gezondheidshuis geopend.’ Resultaten wekken nieuwsgierigheid Nieuwegein was niet de enige plaats waar huisartsen, welzijnsorganisaties en de gemeente op deze wijze samenwerkten. Meijs: ‘Vanuit de Roerdomp was er ook nauw contact met Gezondheidscentrum de Nije Veste in het Gelderse Nijkerk. Bij het ministerie van VWS ontstond er een groeiende belangstelling naar wat er in Nieuwegein en Nijkerk gebeurde, met een serie werkbezoeken tot gevolg. Steeds vaker werd Welzijn op Recept genoemd in beleidsbrieven. Ook andere gemeenten kwamen op werkbezoek om te kijken hoe de verbinding tussen welzijn en de huisarts mensen verder kan helpen.’
‘Welzijn op de drempel van de huisarts werkt, maar om het ‘levend’ te houden moet je er aan blijven werken’
De bedenkers van Welzijn op Recept en de Nieuwegeinse professionals werden steeds vaker gevraagd om workshops en presentaties te geven. Er kwamen handreikingen en leerkringen waarmee gemeenten zelf aan de slag konden. Het aantal aangesloten gemeenten groeide. In 2018 stond de teller op 35; vandaag de dag maken 145 gemeenten gebruik van Welzijn op Recept. Het succes resulteerde in de oprichting van het Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept, dat gemeenten ondersteunt met de implementatie en uitvoering van Welzijn op Recept. Ondertussen in Nieuwegein Zijn er nog belangrijke lessen uit Nieuwegein? ‘Welzijn op de drempel van de huisarts werkt, maar om het ‘levend’ te houden moet je er aan blijven werken’, zegt Meijs. ‘Dat kost moeite, maar levert natuurlijk ook veel op.’ Naast Welzijn op Recept kent Nieuwegein ook variaties op het concept, zoals Bewegen op Recept en Kunst op Recept. Eerstgenoemd is een integrale aanpak tussen sport en zorg, waarbij mensen worden gestimuleerd om te sporten en te bewegen. Bij Kunst op Recept wordt gepoogd via culturele interventies de mentale veerkracht van mensen te vergroten. ‘Maar allemaal ademen ze dezelfde gedachte en gaat doorverwijzing via de huisarts’, zegt Adriani. ‘De huisarts is en blijft toch het eerste aanspreekpunt voor mensen. Zij vormen een essentiële en generieke samenwerkingspartner voor gemeenten. En als mensen daardoor gelukkiger worden, waarom zouden we daar dan niet in investeren?’
Links: Hans Adriani was gemeenteraadslid (2006 – 2012) en wethouder (2012 – 2022) in Nieuwegein. Hij is een belangrijke promotor geweest van Welzijn op Recept. Momenteel is Adriani onder andere voorzitter van de Taskforce Wonen en Zorg.
Rechts: Jan Joost Meijs is voorzitter van het Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept en Senior Lector preventie/wijk- en populatiegericht werken aan de huisartsenopleiding in Leiden. Eerder was Meijs directeur van het Gezondheidscentrum de Roerdomp.