Meten is weten, maar nog geen doen
door: Evelien Eggink en Mirjam de Klerk
Gemeenten kunnen hun burgers beter en goedkoper ondersteunen dan de landelijke overheid. Tenminste, dat is de gedachte achter de decentralisaties in het sociaal domein. Gemeenten staan immers dichter bij de burger en kunnen hun beleid aanpassen aan de lokale situatie. Maar is dat echt zo? Weten gemeenten wie hun burgers in een kwetsbare situatie zijn en wat zij nodig hebben?
Gemiddelde leesduur: 3 minuten
Ken je gemeente Elke gemeente is anders. Waar in de ene gemeente veel ouderen (met gezondheidsklachten) wonen, zal in een andere gemeente veel jeugd met problemen zijn, of veel werkloosheid. Er zijn allerhande monitors, onder meer van het CBS, met statistische informatie over de samenstelling van de bevolking of de economische situatie in een gemeente. Ook zijn er gegevens over het gebruik van voorzieningen (in gemeenten of wijken), waarbij gemeenten onderling vergeleken kunnen worden of waarmee het toekomstige voorzieningengebruik in een gemeente ingeschat kan worden. Gemeentebesturen en beleidsmedewerkers krijgen daardoor inzicht in welke problemen er in hun gemeente spelen en welke ondersteuning er wordt gebruikt. Maar deze statistische bronnen geven weinig inzicht in minder goed meetbare zaken, zoals leefbaarheid en tevredenheid. Bovendien krijg je met monitors niet iedereen met een hulpbehoefte in beeld. Door alleen op monitors te vertrouwen, blijven sommige groepen buiten het gezichtsveld van de gemeente. Denk aan mensen die wel ondersteuning nodig hebben, maar deze niet vragen of niet weten te vinden. Om een goed beeld van de problematiek in een wijk te krijgen, is het daarom óók van belang de kennis van allerhande actoren in de wijk gebruiken: van de opbouwwerker tot de huisarts en van de woningbouwvereniging tot de onderwijzer. Zij weten wat er speelt en wie buiten beeld blijven. Wat voor gemeente wil je zijn? Voordat je op zoek gaat naar kennis, is het van belang om als gemeente een visie te hebben: wat voor gemeente wil je zijn? Wat is de lokale visie op goede ondersteuning? Dat gaat verder dan politieke kleur of de ideeën over noaberschap in de gemeente. Wil je vooral maatwerk leveren in complexe situaties? Probeer je zo veel mogelijk in te zetten op preventie? Of wil je specifieke groepen ondersteunen? Als je wilt inzetten op preventie, zal je bijvoorbeeld samen met de wijkteams moeten onderzoeken hoe wijkteams het beste gefaciliteerd kunnen worden. Op die manier kunnen ze meer werk maken van die preventie. En als je de sociale basis wilt versterken, burgerinitiatieven wilt faciliteren of mantelzorgers wilt ondersteunen, dan zul je je moeten verdiepen in de behoeften van die groepen.
"Wat in de grote steden werkt, kan op het platteland zijn doel volledig voorbijschieten"
Meten is weten Soms kan het helpen te kijken naar (oplossingen van) andere gemeenten die dezelfde vraag hebben. Er is inmiddels best veel kennis over de effectiviteit van specifieke interventies, en er zijn overzichten van kansrijke interventies. Maar we weten ook dat de context van belang is: wat in de grote steden werkt, kan op het platteland zijn doel volledig voorbijschieten. En wat voor jongeren werkt, hoeft voor mensen in de bijstand geen oplossing te bieden. Experimenteer en deel vervolgens de ervaringen met andere gemeenten. Weten is nog geen doen Meten is weten, maar de praktijk is vaak weerbarstig. Er zit immers een gat tussen beleid op papier en beleid in de praktijk. Theoretisch goed werkend beleid blijkt in de praktijk niet altijd goed uitvoerbaar of werkzaam te zijn. Ondersteuners lopen regelmatig tegen de grenzen van hun mandaat aan, en integraal werken vereist samenwerking op vele fronten. Dit blijkt nog niet zo eenvoudig. Iedereen – de gemeente, huisarts, Wmo-consulent en schuldhulpverlener – zal aan de slag moeten om samen de regels zo toe te passen dat de cliënt het beste geholpen kan worden. Dat is lastig, want het is niet altijd even duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is. Betrek daarom de uitvoeringspraktijk bij het maken van plannen. Ga met hen na of iets zou kunnen werken en waarom wel of niet. Ervaringskennis cruciaal En net zoals de kennis van de professionals van belang is, geldt dit ook voor de kennis van de burgers. Niemand die zo goed weet wat er belangrijk is bij goede ondersteuning, inclusief beleid of een toegankelijke overheid, als de burger zelf. Alleen het uitvoeren van cliëntervaringsonderzoeken onder de gebruikers van bijvoorbeeld Wmo en jeugdzorgondersteuning is daarbij niet voldoende. Dit omdat je daarmee niet iedereen bereikt en weinig grip krijgt op de achterliggende redenen voor (on)tevredenheid. Betrek ervaringsdeskundigen bij beleid, vraag hen wat er nodig is! Maak daarbij gebruik van de kennis en contacten van bijvoorbeeld de Adviesraden sociaal domein. Zorg er daarbij wel voor dat mensen zich gehoord voelen, waarmee ook het vertrouwen in de (gemeentelijke) overheid wordt versterkt. De juiste kennis op de juiste plaats Niet alleen voor beleidsmakers ligt hier een taak, maar ook voor onderzoekers. Zij moeten nog meer beseffen dat kennis pas van waarde is als ze ook bruikbaar is en handvatten bieden voor de praktijk. Hun kennis moet ook niet alleen goed onderbouwd en helder verwoord worden in rapporten, maar ook vindbaar en bruikbaar zijn voor het gemeentelijke beleid en de uitvoering. Dit betekent dat onderzoekers en beleidsmakers vaker met elkaar in gesprek zouden moeten gaan over de resultaten van onderzoek en hoe die het beste verspreid kunnen worden, maar ook over welke kennishiaten er nog zijn. Alleen dan kan de stap van meten en weten naar doen worden gezet.
Evelien Eggink (links) en Mirjam de Klerk (rechts) zijn als senior onderzoekers verbonden aan het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De opgave die in hun onderzoek centraal staat is hoe de overheid en de samenleving ervoor kunnen zorgen dat de kwetsbare groepen binnen het sociaal domein de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om hun kwaliteit van leven te kunnen verbeteren en mee te kunnen doen in de samenleving.